Dagelijkse meditaties mei

nieuws

Zaterdag 30 mei – Luilak!?
Ruth 2 en 3

Geboren en getogen in Hoofddorp ‘vierde’ ik als kind luilak op de zaterdag voor Pinksteren. Een touw gebonden aan mijn fiets, daaraan lege blikjes, en al fietsend en lawaai makend riep ik: ‘luilak, beddezak!’, de eerste twee woorden van een gedichtje, waarvan ik het vervolg,  noch de betekenis kende. Samen met mijn buurtgenootjes wekten wij ’s morgens vroeg rond zeven uur de buurt. Belletje trekken had geen zin, net als mijn ouders hadden de meesten hun deurbel uitgeschakeld voor deze zaterdagochtend.
Vanaf de start (begin twintigste eeuw) verviel luilak vaak in vandalisme. Ook stond ooit de politie bij mijn ouders aan de deur: op luilakochtend had ik als puber in het dorp extra witte middenstrepen op het asfalt van een doorgaande weg in het dorp aangebracht.
En in Alkmaar waren mensen niet blij met onze zoon, toen hij zijn trombone zes uur ’s morgens vroeg had meegenomen op straat. Hij liet deze niet in de eigen buurt horen, want dan wist hij zeker dat deze door zijn ouders in beslag genomen zou worden.
In Pijnacker had de middenstand het gebruik naar zich toe getrokken. Als je niet lui was, kon je profiteren van grote ‘Vroege vogel’ kortingen. Kwam je te laat voor die kortingen? Tja, dan was je een luilak.
Luilak in het westen van het land een jaarlijks gebruik tussen Texel en Delft met hier en daar een traditionele luilakbloemenmarkt, zoals in Haarlem.

Luilak dat kun je niet zeggen van Ruth, zij zorgt voor een van de mooiste verhalen van de Bijbel. Door hongersnood gedreven vluchtte Elimelech met zijn vrouw Noömi vanuit Bethlehem naar de vlakte van Moab. Samen kregen ze twee zoons, zij huwden Moabitische vrouwen: Orpa en Ruth. Toen vader en de zonen overleden, besloot Noömi terug te gaan naar Bethlehem, de hongersnood was voorbij. Orpa en Ruth begeleidden haar tot de grens. Bij de grens keerde Orpa om, maar Ruth zei: ‘ik ga met je mee schoonmoeder, want jouw volk is mijn volk, jouw God is mijn God’ (1, 16).

Aan het begin van de gersteoogst kwamen zij arm terug. Zij arriveerden bij de akker van de vermogende Boaz, een verwant van haar overleden echtgenoot Elimelech. Deze Boaz liet extra brede randen van zijn akker met tarwe, graan en gerst achter, zoals de sociale wetgeving in Leviticus 19 voorschrijft, zodat Ruth al aren lezend veel verzamelde. Zij werkte hard en gunde zich nauwelijks rust. Boaz zag haar, en Noömi zag dat hij haar zag.

Op een tijdstip dat eeuwen later de eerste pubers in Noord- en Zuidholland wakker worden om luilak te vieren, wreef Boaz zijn ogen uit. Hij ontwaarde aan zijn voeteneinde de contouren van een slapende vrouw. Zij had zich, speciaal voor hem en op advies van haar schoonmoeder, mooi gemaakt. Een lossing – handeling waardoor armen beschermd worden tegen uitbuiting, zoals Leviticus 25 aangeeft – was aanstaande.

Stef Bos herkent zichzelf in het verhaal van Ruth. Hij trouwde een Zuid-Afrikaanse vrouw, samen hebben zij drie kinderen. Zij wonen in Kaapstad. ‘Ik ben een Nederlander, zal ik ook altijd blijven, en dat voel ik extra als ik in Zuid-Afrika ben. Maar mijn toekomst ligt daar, in Zuid-Afrika. Er is geen weg terug! En dat is het verhaal van Ruth’.

Over Ruth schreef hij een prachtig lied, waarin het ‘jouw land is mijn land’ als een refrein door het lied echoot.

Jou land is my land
Jou volk is my volk
Jou taal is my taal
Jouw God is my God
Jou droom is my droom
Jou pad is my pad
Jou toekoms my toekoms
Jou hart is my hart

Geniet van dit prachtige Pinksterlied:

https://www.youtube.com/watch?v=gSpIk3cmdNA

Inspirerend weekend!

Cor Baljeu

Vrijdag 29 mei- Heilig vuur…….
Ruth 1, 1 – 22

Als je eenmaal met het steenvirus besmet bent, dan blijf je maar nieuwe ideeën te verwezenlijken. Ik had een stuk Portugees marmer gekocht/op de kop getikt en ging hiermee aan de gang. Niet wetende wat er uit te voorschijn zou komen…..

Het “werk” verliep heel voorspoedig en ik voelde van binnenuit een enorme drang om verder te gaan. Daarom heb ik deze “creatie” de titel meegegeven van “Heilig vuur”.
Het heilige vuur dat we binnenkort aangereikt krijgen om mee te dragen en – als dat mogelijk is – door te geven.
Ik denk dat we allemaal op ons eigen manier iets hebben om door te geven: een ogenblik, een hand, een knipoog, een schouder of één of meer woorden.
Wat we in ieder geval weten dat het Echte Heilige Vuur nooit gedoofd zal of kan worden.

Bob Wierenga

Heilig vuur

Donderdag 28 mei- Roeping
Exodus 24: 1-18 (of eigenlijk Exodus 3)

Het verhaal van Mozes’ roeping spreekt altijd tot de verbeelding. Het zal je maar gebeuren, geroepen worden door God zelf. Een braamstruik brandt, vlak voor je voeten, als levend bewijs van Gods aanwezigheid. Hoe duidelijk wil je het hebben? Voor Mozes is het blijkbaar nog niet voldoende: hij stribbelt tegen en niet zo’n beetje ook. ‘Ik kan het niet. Ik ben geen goed spreker…’ Of bedoelt hij ‘ik durf niet’? Bang voor wat mensen wel niet van hem zullen zeggen en denken? Wat verbeeldt hij zich wel niet? Het getuigt trouwens wel van lef om zo koppig tegen te sputteren, misschien nog wel van meer lef dan de opdracht monter accepteren.

Nu vind ik roeping een groot woord: wie wordt er (nog) letterlijk geroepen tot iets? Wie hoort een heldere stem die precies vertelt wat je moet doen? Ik word wel eens gepord… Een zachte innerlijke fluisterstem die maar niet zwijgen wil, duwt mij soms een bepaalde richting op. Of laat me spreken of schrijven met woorden die niet van mezelf lijken te komen. Vaak weet ik niet eens waar een bepaald idee of inval vandaan komt. Die stem laat me niet meer los, laat me niet gaan zogezegd. En dan komt het aan op moed. Durf ik die stap te zetten: durf ik bijvoorbeeld een vaste baan op te zeggen om een ander, onzeker pad in te slaan? Of ergens anders een nieuw bestaan op te bouwen? Dat vraagt een groot vertrouwen. Maar de fluister blijft, soms met lange tussenpozen, mijn vuurtje aanblazen totdat ik ‘ja’ zeg. Eng? Zeker! Maar welk leven is rijker dan leven waar en zoals jij bedoeld bent?

Als het weer eens onrustig in mij ruist verzamel ik moed bij deze tekst:

‘Onze grootste angst is niet dat we niet goed genoeg zijn. Onze grootste angst is dat we over een grenzeloze macht beschikken. We zijn vooral bang voor het licht in ons en niet zozeer voor de duisternis. We vragen ons af: wie ben ik om zo briljant, knap, getalenteerd en geweldig te zijn? Eigenlijk zouden we ons onszelf de vraag moeten stellen: waarom zou ik dat níet zijn? Jij bent een kind van God. Jezelf kleineren is nergens goed voor. Het is helemaal niet verlicht om jezelf kleiner te maken dan je bent, zodat andere mensen zich niet onzeker hoeven te voelen in jouw aanwezigheid. Het is de bedoeling dat we allemaal stralen, zoals kinderen dat ook doen. We zijn geboren om de glorie van God, die in ons innerlijk huist, zichtbaar te maken. De glorie van God huist niet in enkelen van ons, maar in iedereen. Als wij ons licht laten schijnen, geven we anderen onbewust toestemming om dit ook te doen. Als we onszelf bevrijden van onze angst, bevrijdt onze aanwezigheid automatisch andere mensen.’

(Uit: Marianne Williamson, ‘A return to love’)

Dan weet ik het weer: wie ben ik om ‘nee’ te zeggen als ik me geroepen voel?

Riet van der Wenden

Woensdag 27 mei
Je mag een geitenbokje niet koken in de melk van zijn moeder
Exodus 23:18-33

Deze keer geen meditatie maar een Netflix-tip: SHTISEL

Dit tekstgedeelte uit het leesrooster van het NBG voor deze dag brengt ons bij een totaal andere leefwereld dan we gewend zijn, spijzigingswetten die ons vreemd zijn, beelden van God die we niet zomaar overnemen.
De afgelopen weken hebben we ons thuis ondergedompeld in de wereld van Shulem en Akiva Shtisel, vader en zoon, beide rabbijn, in het ultra-orthodoxe milieu in Jeruzalem. Een wereld in een wereld. Vrouwen die na hun trouwen hun haar bedekken, buitenshuis met een pruik, binnenshuis onder een muts, lange rokken, armen bedekt, grote gezinnen. Mannen die niets anders te doen hebben, en werkelijk niets anders, als het bestuderen van de Thora, de Talmoed: wat die rabbijn gezegd zou hebben over wanneer het vlees gaar is en wat een andere rabbijn zegt over wanneer nog niet. Je kijkt er met verwondering naar. Maar het wordt zonder enig oordeel getoond, neutraal en tegelijk liefdevol. Het wordt als gegeven beschouwd. Als achtergrond waartegen zich dan weer alle menselijke ervaringen afspelen, het vinden van een partner, rouw, ruzie tussen vader en zoon, verliefdheid, geldgebrek, de nodige humor en chagrijn, lekker eten. Met geweldige acteurs. We hebben de laatste aflevering van de 24 gezien, helaas. Want je hebt het gevoel dat het je vrienden zijn geworden. We hopen op een nieuwe serie.

Anne Zweers

Dinsdag 26 mei
Exodus 23: 1-17

Het een is nog meer waar dan het ander in dit gedeelte. Het gaat natuurlijk niet om de letterlijke voorschriften. Het gaat om de Geest die eruit spreekt. Met hoofdletter dus. In teksten als deze opent zich een ruimte waarin ons leven kwaliteit krijgt. Er heerst een hang naar vrede, naar goed zijn voor elkaar, naar respect, weldoen, begrip, bereidheid…
Zo zouden wij willen leven. 

Dit vers licht ik er nu uit.

Zes jaar achtereen mag je je land inzaaien en de oogst binnenhalen.Maar het zevende jaar moet je het land braak laten liggen en het met rust laten, dan kunnen de armen onder jullie ervan eten; wat zij nog overlaten is voor de dieren van het veld. Met je wijngaard en je olijfgaard moet je hetzelfde doen.

Dit gaat over de agrarische wereld, over landbouwgrond en weidelandschap. En het gaat over een pauze, over een stilstand, een moment van bezinning en herverdeling.

Corona dwingt tot nadenken. Wat is wel, en wat niet belangrijk? Hoe waren we bezig, en hoe gaat het straks worden? Ik denk dat zo snel mogelijk geprobeerd wordt terug te keren naar ‘normaal’. Dat zie je nu al gebeuren.

Maar ik hoop dat in de agrarische wereld wel iets gaat veranderen. Alles is nu gericht op maximalisatie. Met zo weinig mogelijk kosten zo hoog mogelijke opbrengsten halen. Gestroomlijnde uitgekiende processen.

Maar de grens is bereikt. Niemand voelt zich nog gemakkelijk bij de intensieve veehouderij. Het verband tussen de luchtvervuiling van de bio-industrie in Brabant en de vatbaarheid voor virussen is inmiddels ook duidelijk.

En kijk eens naar het landschap. Houtwallen verdwijnen meer en meer, oneffenheden worden opgeruimd, herkenningspunten als hekken en sloten zijn er niet meer, we zien een wijde lege monotone vlakte. Waar zijn ze, de tureluur, de leeuwerik, waar is de variëteit aan bloemen en planten, het bodemleven? Het is doods geworden. Met af en toe een monsterlijk grote tractor met een enorm apparaat erachter…

We zijn arm geworden. Laat er snel een zevende jaar aanbreken. Tijd voor een nieuw gezichtspunt. Stoppen met die maximalisatie, dat weten we nu wel, dat kunnen we. Het heeft ook veel gebracht. Maar nu gaat het om respect, om gezondheid (zie Brabant), nu gaat het om de waarde van ons landschap.

Ik weet dat het om economische belangen draait. Money makes the world go round. Maar die Geest die in deze teksten spreekt heeft uiteindelijk meer te zeggen.  Even loskomen van alles, even opnieuw kijken…

Ale Pietersma

23 1. Onthoud je van lasterlijke aantijgingen. Maak geen gemene zaak met een misdadiger door iemand vals te beschuldigen. 2. Laat je er niet door de meerderheid toe overhalen iets onrechtvaardigs te doen, en als je in een rechtszaak getuigt, verdraai het recht dan niet door je naar de meerderheid te richten. 3. Iemand die arm is, mag je in een rechtszaak niet bevoordelen. 4. Wanneer je een verdwaald rund of een verdwaalde ezel van een vijand van je aantreft, moet je hem het dier zonder uitstel terugbrengen. 5. Wanneer je ziet dat de ezel van iemand met wie je in onmin leeft onder zijn last bezwijkt, mag je niet werkeloos toezien maar moet je hem meteen de helpende hand bieden. 6. Bij een rechtszaak moet je de rechten van de armen eerbiedigen. 7. Laat je niet beïnvloeden door valse aantijgingen en breng een onschuldige die in zijn recht staat niet ter dood; wie zich daaraan schuldig maakt, laat ik niet vrijuit gaan. 8. Neem geen steekpenningen aan, want steekpenningen maken zienden blind en maken eerlijke mensen tot leugenaars. 9. Vreemdelingen mag je niet uitbuiten. Jullie weten immers hoe het voelt om vreemdeling te zijn, omdat jullie zelf vreemdelingen zijn geweest in Egypte. 10. Zes jaar achtereen mag je je land inzaaien en de oogst binnenhalen. 11. Maar het zevende jaar moet je het land braak laten liggen en het met rust laten, dan kunnen de armen onder jullie ervan eten; wat zij nog overlaten is voor de dieren van het veld. Met je wijngaard en je olijfgaard moet je hetzelfde doen. 12. Zes dagen lang mag je werken, maar op de zevende dag moet je rust houden; dan kunnen ook je rund en je ezel uitrusten en kunnen je slaven en de vreemdelingen die voor je werken op adem komen. 13. Houd je verre van alles waarvoor ik jullie heb gewaarschuwd. Roep geen andere goden aan, laat hun naam niet over je lippen komen. 14. Driemaal per jaar moeten jullie ter ere van mij feestvieren. 15. In de maand abib, de maand waarin jullie uit Egypte weggetrokken zijn, moet je op de daarvoor vastgestelde dagen het feest van het Ongedesemde brood vieren. Eet dan zeven dagen lang ongedesemd brood, zoals ik je heb opgedragen. Niemand mag dan met lege handen voor mij verschijnen. 16. Verder moeten jullie het Oogstfeest vieren, het feest van de eerste opbrengst van wat je op de akker gezaaid hebt, en tot slot, wanneer aan het eind van het jaar de hele oogst is binnengehaald, het Inzamelingsfeest. 17. Driemaal per jaar dus moeten alle mannen voor de Machtige, de HEER, verschijnen.

 

Maandag 25 mei- De nieuwe moraal?  In plaats van het oude normaal?
(naar Exodus 22:17-30)

Vandaag woorden uit het zo geheten Verbondsboek van Israel (Exodus 21-23).
Allemaal regeltjes. Bedoeld als kleine wegwijzers in vele situaties: huwelijk, ruzie, slavernij, diefstal, brand, eigendom, geld, enz, enz. Mogelijk blijft u al haken bij het eerste vers, dat een tovenares ‘niet in leven mag blijven’. Daar heb je dat wrede OT weer, zeggen sommigen. Nee, las ik ergens: tovenarij zat toen meteen vast aan afgoderij. Erger kan dus niet. Zij moeten er als de dood voor zijn. 

Voor de rest cirkelt alles om één ding (slotvers): ‘leef als mensen die aan Mij gewijd zijn’. Met andere woorden: houd je in je leven nog iets van waarde overeind, ofwel iets van menselijkheid. In naam van God dan. En hoe lastig ook, laat er vooral de vreemdeling en de arme niet onder lijden. Kortom, let op deze twee waarden: menselijkheid en solidariteit. 

Ik denk nu even (moet een keer komen) aan de tijd ná corona. Zou het ons lukken om deze twee waarden in die nieuwe fase nog wat beter vorm te geven? Velen hopen daar  op, ook ik.
Of zal straks het ‘hebben’ (niet voor niets gaat het veel over geld in Exodus 22!) het ‘zijn’ weer opzij gaan duwen? (vaak ten koste van de arme) En zal straks het denken aan eigen (nationale ) hachje toch weer de overhand krijgen? (vaak ten koste van de vreemdeling) Israël krijgt via het Verbondsboek allemaal hamer-klopjes op het geweten. 

In corona-tijd delen wij de gezamenlijke vrees. De vrees van: waar blijven wij? Maar omdat wij deze vrees delen, vlakt deze vrees ook weer wat af. In de zin van: buurmans leed troost toch een beetje. Maar hoe en wat straks? Hebben wij dan iets geleerd van dat samen delen en dat het straks mogelijk ook wel… met wat minder toe kan? Ja, het  luistert nauw, zegt Exodus, en (nogmaals) de uitweidingen in Exodus over de arme en de vluchteling spreken hun eigen taal.   

´Leven als mensen die Mij gewijd zijn´. Minder ik en meer wij-met-elkaar. Om het Verband (Verbondsboek) er in te houden.

Het zou een verademing zijn. Ondoenlijk? Het scheelt waar je letterlijk Vandaan komt. 

Siebren van der  Zee

Zaterdag 23 mei
Exodus 21:28 – 22:3

De hoofdstukken uit Exodus die de afgelopen dagen op het leesrooster staan, behandelen de wetten die Mozes van God kreeg. Zoals Ad Geerling maandag schreef: ‘O ja, ook deze regels zijn van belang, die moet je ook doorgeven, Mozes.’
Echt boeiend zijn ze niet, die regels van vandaag, zo om te lezen. Je gaat toch ook niet voor je lol het burgerlijk wetboek doorlezen. Elke avond een stukje na het eten…

Wetten worden wel boeiend in de manier waarop ze worden toegepast. Want dan worden wetten mensenwerk. Een paar weken geleden mocht ik een paper doorlezen van onze oudste zoon. Hij is eerstejaars student Rechten en moest drie rechtszaken bespreken waarin het gelijkheidsbeginsel belangrijk was. Kort gezegd is het gelijkheidsbeginsel het principe dat iedereen dezelfde rechten heeft en recht heeft op een gelijke behandeling. Klip en klaar zou je denken. Maar niets is minder waar. Want uit de zaken bleek dat ogenschijnlijk eenvoudige regels en wetten vaak op meerdere manieren kunnen worden uitgelegd. Het komt dan ook neer op de interpretatie en het oordeel van mensen.

Op het schilderij van Gasper de Crayer (1582-1699) is een van de beroemdste rechtszaken uit de bijbel afgebeeld. Het is het Salomonsoordeel. Het verhaal van Salomo die op een onorthodoxe manier een zaak oplost, is een thema dat veelvuldig voorkomt in de literatuur. Niet alleen in het Oude Testament, maar ook in Aziatische verhalen. Zo is er een verhaal van de Boeddha waarin een vergelijkbaar oordeel wordt geveld en komt het oordeel over een kind ook voor in het Chinese toneelstuk Ring van Krijt.

Het schilderij van de Crayer beeldt het verhaal nauwgezet uit: Er zijn twee vrouwen, beiden moeder van een zoontje. Op een kwade nacht overlijdt het ene jongetje (je ziet het liggen op de traptreden aan de voeten van Salomo). Beide vrouwen beweren echter dat zij de moeder van het levende kind zijn. Zie dan maar het goede te doen als rechter. Salomo weet op een slimme manier erachter te komen wie de echte moeder is. Hij draagt de beul op om het levende jongetje in tweeën te klieven. De ene vrouw vindt het een goed oordeel, de ander protesteert. ‘Geef het dan maar aan haar’. Je ziet op het schilderij hoe ze de beul tegenhoudt. Liever haar zoon levend bij een andere vrouw dan dood bij haar. Salomo weet dat zij de moeder is.

Ik vond het een van de boeiendste bijbelverhalen als kind. Ik vond Salomo wijs en op een andere manier denkend dan de meeste mensen in mijn omgeving. Het sterkte mij in mijn opvattingen dat regels niet altijd regels zijn. Dat ze handig zijn en noodzakelijk, maar dat het mensenwerk is om ze uit te leggen. En dat je soms net even iets anders moet denken en doen om tot een goed oordeel te komen.

Liesbeth van Es

Vrijdag 22 mei- Vieren zonder zingen

Dat we ooit uit de mond van wijzen zouden horen dat samen zingen een gevaar is, dat had ik werkelijk nooit kunnen of durven dromen. Mijn leven lang (oké, met wat tussenpozen) ben ik graag en met vreugde in vieringen voorgegaan en zelf naar de kerk gegaan. Om heel eerlijk te zijn om drie redenen: muziek, zielzorg en mensen. Pas daarna komt voor mij het gesproken woord. Een viering zonder preek is voor mijn bestaan rijker dan een viering zonder zingen. Dat zijn stellige uitspraken voor een dominee, en persoonlijke ook. Deze tijden scherpen mijn gedachten over zingen. Het koor waar we in zingen, komt niet bij elkaar. De vieringen in het ziekenhuis zijn stopgezet. En mijn zingen is stilgevallen. Kennelijk is het samen van zingen belangrijker dan de daad van het zingen zelf. In principe kan ik de hele dag al thuiswerkend zingen, als ik wil. Maar ik krijg het mijn mond niet uit.
En hoe zit dat dan, met de hooggestemde woorden “houd dan de lofzang gaande” enzo?
Deze dag staat psalm 47 op het leesrooster: een psalm die ons meetrekt in de wereld van de lofzang  en het samen. U kunt hieronder een bewerking van Huub Oosterhuis lezen. Bij hem krijgt het “samen” een geweldige nadruk: alle samenhangen en bezielde verbanden, zo begint hij. En precies dat is wat ik zo mis, en wat naar mijn mening onze samenleving op de duur gaat missen: een manier om de bezielde verbanden vorm te geven, anders dan in woorden of in zoom-vergaderingen en whatsapp beeldtelefoontjes. Het lijkt bijna alsof we allemaal in de woorden van Oosterhuis “dappere eenlingen” zijn geworden. Eenlingen met als houvast misschien een liedje in ons hoofd (bij mij draait er steeds één liedje rond, een gezongen zegen van Huub Oosterhuis op muziek van Toon Hagen, gezongen in de laatste viering waarin ik voorging in het ziekenhuis, begin maart).
In zijn psalm 47 schetst Oosterhuis overigens wel iets van een toekomstperspectief. Geen dashboard, routekaart of intelligente lockdown, maar iets hoopvols met Licht, de Komende.

Psalm 47 – vrij –

Alle samenhangen en bezielde verbanden
landen steden dorpen gehuchten
families gezinnen
en jij ook, dappere eenling

klap in je handen
want bijna is het zover

dat het Opperste mysterieuze alwetende Wezen
in alle talen God genoemd
en KoningRechterMoederVader
en zelfs ‘Iets’
voor onze geestesogen zal verschijnen.

Die ene, eerste en laatste, onbekende bekende
die voor alle volkeren onder de zon
de ganse aarde heeft bestemd
met al haar bronnen

Hij zal komen – heet hem welkom
Met grote concerten en zingen.
maak een grondwet voor zijn nieuwe wereld,
voltooi de mensenrechten.
Hij zal alle wereldleiders en ‘grote weters’
verzamelen in zijn leerhuis.
Hij zal ons het begin uitleggen
en de route van Abraham.

Doe lichten over ons je aangezicht,
Jij, Komende – zo zal je heten
tot het einde der tijden.

uit: Huub Oosterhuis,150 Psalmen Vrij – Ten Have, 2011

Marjanne Dijk

Donderdag 22 mei Hemelvaartsdag
Inspiratie: Kunstwerk Stay Home  
van kunstenaar Sietse Muis

Op internet kwam ik het kunstwerk Stay home tegen van kunstenaar Sietse Muis uit Zwolle. Hij is een van de prijswinnaars van de wedstrijd Stilleven, uitgeschreven door Stadkamer Zwolle. Twintig van de 53 ingestuurde werken uit Zwolle behoorden tot de origineelste, meest inspirerende en/of troostrijke werken.  Het is zeker de moeite waard de twintig werken eens te bekijken, wie weet kan dat later dit jaar in een echte expositie.  Op de Facebook pagina van de kunstenaar is het kunstwerk uitgebreid te zien in al zijn facetten. Ook op de site van de Stadkamer is het werk plus informatie te zien (zie https://stadkamer.nl/buurtcultuur-en-amateurkunst/stilleven/winnaars-stilleven).

Ik vind ‘Stay home’ met recht bij de winnaars horen; ik vind het heel opvallend qua techniek, achtergrond, en beleving. Het boek krijgt op een nieuwe manier een nieuw leven; zo kun je dus ook tegen een boek aankijken! Het is gemaakt van / uit een oud boek uit 1900 ‘De geschiedenis der wereld.’ Ik vind deze driedimensionale papierkunst heel bijzonder; Sietse Muis noemt het boekkunst. Hieronder enkele citaten van hem over dit werk:

“Elk boeksculptuur word volledig gemaakt uit dat ene boek; dus enkel boek en lijm, en soms een lampje.

Met kunst kan je verhalen vertellen. En hoe mooi is het dat het gemaakt wordt uit de drager van het verhaal… Namelijk een boek…

Het boek draagt meerdere verhalen met zich mee. Het verhaal van de schrijver en die van de eigenaar. En beide zijn voor mij inspiratiebronnen voor kunstwerken.”

We hebben met z’n allen nu ook (tijdelijk?) een soort van nieuw leven; we moeten leren leven met een nieuwe werkelijkheid. Het kunstwerk verbeeldt hoe mensen nu hun leven kunnen ervaren, met nieuwe verbindingen, contacten; mensen willen elkaar opzoeken, hebben elkaar nodig, willen wat voor elkaar betekenen.

Ik vind de combinatie van een boek  gemaakt  tot een nieuw kunstwerk en de verbeelding van het werk, namelijk die van deze tijd, heel bijzonder, origineel, en van diepgang getuigen. Het is soms lastig uitleggen waarom een werk je aanspreekt; het is iets persoonlijks, maar ik doe hierbij een poging….

Kunst inspireert mij en vele anderen. Vooral in deze tijd kan kunst veel betekenen voor mensen; het kan troost, verbeelding, energie geven en/of een nieuw perspectief bieden.

God geeft ons mooie mensen en mooie dingen om van te genieten, ook op deze zonnige Hemelvaart- dag!

Sigrid Aalfs

Woensdag 20 mei- Over moord en doodslag …
Exodus 21 : 12 –17

Wie een ander vermoordt, moet ter dood gebracht worden, lees ik. Gelijkheidsprincipe dus;  ja, van dat oog en die tand! Punt.
Maar dan toch maar even verder/nader ‘genuanceerd ‘: Wie dit niet opzettelijk doet, maar bestuurd door Gods hand (?) … kan gevoeglijk de benen nemen; oftewel: … vluchten naar een plaats die God hem zal wijzen …

Merkwaardig toch deze ideeën, waar Exodus 20, hieraan voorafgaand de Tien Woorden al meegeeft, met ‘Gij zult niet doden !’. Ook toen waren er dus nogal verschillende Godsbeelden in omloop… Gelijk bekend. Kunnen we niet omheen.
Bovendien, o wee, als men in details ging treden, over wat er nu allemaal in de praktijk moest gebeuren… Dan waren die verfijningen niet altijd zo fijn…

Toevallig viel mijn oog daar nog op in dat zelfde voorafgaande hoofdstuk 20;  ja, van de Tien Woorden: wat er bijvoorbeeld allemaal met slavinnen (let wel!) uitgehaald mocht worden…, je gelooft je ogen niet. Eén ding moeten we toch maar positief waarderen: hoe krom en cultuur-bepaald ook: er werd gepoogd, om – binnen de culturen ook van rondom — recht te vinden, te spreken voor/over mensen.
Tegelijk vliegen er bij ons dan ándere, latere flarden van teksten door het hoofd. Oók over haat, dood, begeerte:  – Zou ik niet haten die U haten ? – ergens in de Psalmen…  Waar haat nog alle recht van spreken heeft.

Uitkomend – véél later, ja – op onontkoombaar Jezus, hoe hij tegen die zaken aankijkt… Hoe hij het mooi omkeert : Wie iemand aanziet om te begeren ( te haten/ doden, jvdz ) hééft de daad in feite al gepleegd! Met geen enkele verontschuldiging er achteraan. Niks ‘nuance’.
Gevoegd daarbij – nog erger ! – dat je je vijanden (ook nog ) liefhebben moet… !

Joke van der Zee

Dinsdag 19 mei- Piercing
Exodus 21: 1-11

Mijn vrouw was er aanvankelijk op tegen. Van mij mochten ze het wel laten doen. Mijn dochters wilden een gaatje in hun oren laten zetten om zich later te kunnen sieren met oorbellen.
Aan dat gebeuren, dat pinnetje door haar oorlel geschoten, die knopjes om de gaatjes open te houden, daaraan moest ik denken bij het lezen van het Schriftgedeelte dat voor vandaag op de rol staat. Met name om dat intrigerende detail uit vers 5 en 6: een priem door een oor. Een Hebreeuwse slaaf die het kennelijk bij zijn (of haar) meester goed heeft en die daarom de vrijheid niet verkiest die hem (of haar) volgens dit voorschrift in het zevende jaar moet worden geschonken, moet met zijn (of haar) meester mee naar het heiligdom, met de rug tegen de deur of de deurpost gaan staan en krijgt daar dan een priem door zijn (of haar) oor.

-Even terzijde: ik schrijf steeds ‘(of haar)’ omdat dit ritueel van al dan niet in vrijheid stellen van wie zich als Hebreeër door schulden als slaaf moest verkopen ook in Deuteronomium wordt verhaald (Deut. 15: 12-17). En Deuteronomium is, zoals u misschien weet: de Wet-nog-een-keer, een latere weergave van de Wet. En in die latere versie van de Wet blijkt de vrouw geëmancipeerd; zij wordt niet meer gezien als bezit van de man die in deze wetsregel centraal zou staan. Zij kan blijkbaar ook bezittingen hebben die ze door schulden kwijt kan raken waardoor ze gedwongen kan worden zichzelf als slavin te verkopen. Ook voor haar als Hebreeuwse geldt dat haar de vrijheid in het sabbatsjaar geschonken moet worden. Dat ritueel van die piercing wordt in Deuteronomium ook omschreven, maar dan niet als iets sacraals, dat voor de deur van een heiligdom moet worden verricht. Nee, hij of zij moet aan de deur van het huis van die meester – letterlijk – worden vastgepind.-     

Geoormerkt worden, dat kennen we van vee. Elders in de wereld wordt dat ook nog wel gedaan met een brandmerk. In het verleden was dat oormerken en brandmerken van mensen ook ‘gewoon’ in de slavenwereld. Bijzonder detail.

Maar nou de hamvraag: wat moeten wij hier nou mee? Wat heeft zo’n Bijbeltekst ons nou te zeggen? Een mens die uit vrije verkiezing wordt vastgepind?
Mijn eerste reactie was: Sorry hoor, maar hier kan ik echt niks mee. Ik denk dat ik maar wat anders kies, een psalm of een lied uit het Liedboek. Dit is zo bizar en achterhaald.

Maar ja, dat is ook wel een beetje flauw, een beetje laf om lastige Bijbelpassages te mijden en uit te wijken naar iets wat me wél aanspreekt. Immers: dit lezen we niet in een of ander antiek stoffig boek, dit wordt ons verhaald in de Bijbel. De Bijbel!! 
Dat moet ons toch wat te zeggen hebben !!
Ja, maar wát dan ?!
Kom op, Geerling, jij hebt er voor geleerd, zoals mensen tegen je zeggen: wat moeten we hier nou mee?

Oké. Een poging.

Dit Bijbelgedeelte maakt onderdeel uit van het levensontwerp dat door de Eeuwige aangereikt wordt aan dat zooitje ongeregeld in de woestenij van het leven. Met deze regels moet je het leven als bevrijde mensen aan kunnen, onder welke omstandigheden dan ook. Hoofdstuk 21 volgt op dat beroemde 20ste  waar de Tien Woorden, of Tien Geboden Mozes in handen worden gegeven, in steen gebeiteld. En die Tien Vuistregels voor het leven onder de zon voor Gods aangezicht, wie kent ze niet, of weet er niet van? Indrukwekkend. Van invloed op de levens van vele generaties, miljoenen, miljoenen mensen.
Prompt na dat monument van de ethiek en de moraal klinkt het: o ja, ook deze regels zijn belang, die moet je ook doorgeven, Mozes.  En dan gaat het dus over Hebreeuwse !! slaven die in hun sabbatsjaar de vrijheid terug moeten krijgen.
Dat is de kern: sabbat, vrijheid. Hebreeërs, mensen van het Godsvolk, zijn bevrijde mensen. In Deuteronomium wordt dat dan ook met zoveel woorden onderstreept: Bedenk dat jullie zelf slaaf zijn geweest in Egypte tot de Eeuwige jullie God je bevrijdde (Deut.15: 15).
Dat is de kern dus: bevrijding, een bevrijd bestaan.

Maar dat vastpinnen dan? In Exodus 21 is het een ritueel van inwijding bij een heiligdom. Dat moet kennelijk iets plechtigs krijgen. Die mens, die als slaaf in het zevende jaar zijn vrijheid terug kan krijgen, geeft op deze manier op de drempel van het heiligdom dat geschenk van de vrijheid aan de Eeuwige terug.
Nou geldt volgens de versie van Exodus, anders dan die van Deuteronomium, dit oormerken alleen voor díe slaaf die als vrijgezel werd gekocht en in de zes dienstjaren vrouw en kinderen heeft gekregen. Als hij als vrij man wil vertrekken, moet hij zijn vrouw en kinderen achterlaten. Wil hij bij vrouw en kinders blijven, dan moet hij dat ritueel ondergaan.
Het heeft dus met name van doen met relaties, de relatie van de mens met zijn meester, de relatie van die mens met zijn geliefden, de keuze voor totale vrijheid of vrijheid in gebondenheid. Vastgepind worden is in feite zoiets als getrouwd worden. De slaaf wordt aan vrouw en kinders en daarom aan die meester vastgemaakt.

Vrijheid in gebondenheid.
In deze coronatijden hebben we van regeringswege de vrijheid om in verantwoordelijkheid met elkaar om te gaan. Dat is onze vrijheid, gebonden aan onze relaties met anderen, samenlevend met anderen. Een beetje op elkaar letten, afstand houden, zelfs mondkapjes dragen, niet om jezelf, niet omdat je bang bent door het contact met een ander ziek te worden, maar je aan de regels houden om die ander, die je niet wilt besmetten, omdat je met het welzijn van die ander begaan bent.
Dat is onze vrijheid in gebondenheid.
Het is onze zorg en zal het altijd wel zo blijven, al dan niet in aangepaste vorm.

Ad Geerling

Maandag 18 mei- Landschap
Exodus 20:1-17

We gingen laatst wandelen op de Lemelerberg.

Het was alweer een tijdje geleden dat we dat gedaan hadden. De blauwe route, een kleine elf  kilometer, een frisse wind, maar wel met een zonnetje erbij.

We keken onze ogen uit, want we herkenden hele stukken van de wandeling niet. En het was toch echt de blauwe route. Ze zijn daar de heide aan het terugbrengen, hele stukken bos worden er gekapt en geruimd. Dan loop je daar en dan denk je: hier ben ik nooit eerder geweest. Maar toch wel. Het pad is niet veranderd, het landschap!

Die wandeling met die ervaring laat me niet los, ik moet er vaak aan denken. Ons landschap verandert ook in deze tijd, en je weet en je voelt dat dingen anders zullen gaan. Je kunt -anders dan op de Lemelerberg- niet het oude spoor blijven volgen, in je leven, op je werk en in de kerk. Hoe anders het zal worden? We moeten maar zien.

Vandaag op het leesrooster, de 10 geboden, leefregels. Door de eeuwen heen gelijk gebleven richtingaanwijzers in een telkens veranderende wereld. Ze wijzen ons erop dat onze wereld bij alles altijd Gods wereld is en dat wij bij alles altijd Gods mensen zijn. En dat we daarmee onze wegen mogen zien te vinden.

 Maar ondertussen kun je wel wat jaloers zijn op die kudde schapen die daar zo onbekommerd dichtbij elkaar zijn.

Anne Zweers

Zaterdag 16 mei
Psalm 34: 8 Engel/Boodschapper

Onze oudste zoon vertelde een paar jaar geleden dat hij voor zijn werk naar Italië ging. “Kom je misschien toevallig nog in de buurt van Carrara?” vroeg ik.
“Ik zal wel eens even kijken” kreeg ik als antwoord.
Een tijd later kreeg ik een paar brokken marmer dat hij had meegekregen bij een groeve. Uit dit langwerpige stuk kwam ook weer een engel tevoorschijn.

Een engel is een soort boodschapper van God.
Deze lijkt boven de aarde te zweven/vliegen (kunnen ze dat eigenlijk wel; hebben ze wel vleugels??).
En…… het lijkt wel een moderne boodschapper te zijn; in zijn hand heeft hij/zij …… iets van een mobieltje??
Wat voor boodschap geeft hij door EN wat voor boodschap heeft hij meegekregen voor ons??

Hou vol!! Ik zie jullie wel!!!! Vreest Niet!!??

Bob Wierenga

 

Vrijdag 15 mei
Handelingen 17:22-34 De onbekende god

Mijn moeder had vroeger een type- en stencilbureau; ik weet het, dit klinkt als iets uit het stenen tijdperk. Toen zij haar werk verhuisde van een kantoor in de binnenstad naar onze zolder, vond ik het heerlijk om er rond te neuzen of om stiekem op haar typemachine te typen. Zij had een voor die tijd hypermoderne typemachine van IBM. Voor ieder lettertype was er een bolletje die in de machine geklikt werd. Als je een woord wilde laten opvallen en daarom bijvoorbeeld cursief wilde weergeven, moest je eerst het ‘gewone letterbolletje’ eruit halen en een ‘cursief letterbolletje’ erin prutsen. Na het woordje getikt te hebben wisselde je natuurlijk opnieuw. Ongelofelijk tijdrovend, maar we vonden het toen een klein wonder…

Voordat de volgetikte stencilvellen gestencild werden (wie weet nog hoe dat ging?), las mijn moeder de hele tekst nauwkeurig na. Bij langere stukken of cijfers deed ik dat wel eens samen met haar, zoals bij het jaarboekje van de schapenfokvereniging, waarin ieder geboren, verkocht en of gekeurd schaap met nummer en prijs werd opgesomd, vele saaie bladzijden lang. Dan zaten we tegenover elkaar en wisselden we lezen en nakijken af. Een andere keer zat ik op een avond met haar het maandblad van de Remonstrantse Gemeente ‘tegen te lezen’ zoals we dat noemden, tot ze nog voordat ik de zin gelezen had verontwaardigd uitriep: ‘Dít vind ik toch zo erg! Dat kan toch niet..?!’ Ik las snel verder: ‘onze Moeder’, zo begon het gebed, in plaats van ‘onze Vader’… Mijn moeder vond het blasfemisch, ze was op een vreemde manier zelf beledigd. Ze kon er niet over uit. Onze Moeder, hoe haalden ze het in hun hoofd.

Ook ik werd wat opgewonden, maar dat had een heel andere reden. Bij mij ging er een luikje open. Vader kan dus ook Moeder zijn, Hij kan ook Zij zijn…, dat was nieuw voor me. Er gloorde een stukje ja, wat eigenlijk? Ruimte? Vrijheid? Er werd een raam op een kier gezet waardoor frisse lucht mijn geest wakker kon waaien, al voelde het op dat moment nog vooral als alles door de war waaien. Een ander beeld dan God als strenge allesziende vader, was dus mogelijk… En als God ook vrouw kan zijn, wat kan dan nog meer?

Heel langzaam en voorzichtig, maar onontkoombaar kantelde mijn godsbeeld: van hard naar zacht, van vast naar vloeibaar, transparant. Ik weet niet hoe God eruitziet, óf hij er wel uitziet. Hij (ik spreek toch nog steeds in de hij-vorm…) stroomt als het ware met de wendingen in mijn leven mee en wordt meer en meer vloeibaar als een Liefdevolle macht die mij en ons omringt. Daarom spreekt het beeld van de onbekende god in dit stuk mij wel aan, al bedoelden de Grieken er wat anders mee. Zoals Paulus hierin zegt: ‘Het was Gods bedoeling dat ze hem zouden zoeken en hem al tastend zouden kunnen vinden, aangezien hij van niemand van ons ver weg is. Want in hem leven wij, bewegen wij en zijn wij.’ Ik voel me goed bij het voorzichtig in zoektermen spreken of wat vaker zwijgen over wat te groot is om te bevatten. Pas dan, zacht als een opkomende zomerzon, breekt hij vanuit de stilte door mijn mist heen als de altijd Aanwezige.

Riet van der Wenden

Donderdag 14 mei
“Heer ontferm U”

https://www.youtube.com/watch?v=eHIEn63peNk

De acclamatie ‘Heer ontferm U’ (uit de Orthodoxe traditie) zit al enige weken in mijn hoofd, en daarom wil ik er op deze plek iets mee doen in de vorm van een gebed, op het ritme van die muziek.

Iets moois wat ik later ontdekte is dat de eerste letters van het lied ‘HoU’ vormen, wat ik lees als dat God ons vastHoUdt.

Heer ontferm U

Voor de mensen die ernstig ziek zijn, bang zijn een naaste te verliezen, of angstig zijn zelf ziek te worden,

Heer ontferm U,

Voor diegenen die nu in rouw zijn, veel verdriet hebben, maar die dat nu niet op de reguliere manier kunnen ervaren of uiten

Heer ontferm U,

Voor degenen die alleen zijn, of zich eenzaam of in de steek gelaten voelen,

Heer ontferm U,

Voor mensen die zich zorgen maken om de toekomst vanwege werk, zich zorgen maken of ze hun werk wel kunnen blijven doen, of daarin helemaal geen toekomst meer zien,

Heer ontferm U

Voor de mensen die waar ook ter wereld verwikkeld zijn geraakt in een oorlog, strijd of natuurramp, of die moeten leven in een vervuilde leefomgeving

Heer ontferm U

Voor degenen die anderen verzorgen, of blij maken met muziek, of anderen vermaken op nieuwe inventieve manieren

Heer ontferm U

Dat de mensen opnieuw vertrouwen vinden, of hun vertrouwen behouden, in en door de mensen om hen heen, ook in de schepping, en in en door Uw nabijheid

Heer ontferm U

Voor degenen die nu vrede en vreugde ontberen, dat ze die weer mogen gaan beleven, uitbundig het leven mogen gaan vieren in Uw prachtige schepping.

Sigrid Aalfs

Woensdag 13 mei
Erkenning en conflict

(bij Handelingen 17: 10-15 onderaan bijgevoegd)

Bij Denk denken ze aan veel, maar niet aan de eenheid, en bij 50plus (50? vijftig??) zijn ze wel oud maar niet wijs, en Partij voor de Dieren kreeg verschil over de vraag in hoeverre ze er ook waren als het niet over dieren ging. In het CDA herleefde het conflict van destijds over de PVV, nu in Brabant met het FvD. Bij de PvdA konden ze er altijd al wat van, en bij de VVD wordt gewerkt met een groot en zwaar vloerkleed. In onze tijd staan de politieke partijen met hun problemen voor het voetlicht. Er waren tijden dat de kerk daar stond…

Mensen komen op voor hun eigen gelijk, ze zoeken de discussie, ze tonen de ander de logica en vanzelfsprekendheid van het eigen standpunt, en ze confronteren hem of haar met alle tekorten en interne tegenspraak, met alle zwakte van wat die ander inbrengt.
Soms werkt het, soms is een scherpe polemiek een weldaad om te lezen, omdat de deelnemers hartstochtelijk op zoek zijn naar de waarheid, en bereid zijn erop te studeren. Dat is dan een vorm van integriteit.
Maar vaak werkt het niet, en wordt het ruzie.

We zien het in dit kleine stukje uit Handelingen, waar je normaal overheen leest. (Dat is wel het leuke van deze meditaties, vind ik, dat je even goed naar een tekst moet kijken.) 

De nieuwe beweging, die Jezus van Nazareth aan de Joodse gelovigen presenteert als de beloofde Messias, vindt bij een deel van hen een gewillig oor. Dat deel is bereid erover door te denken, ze pluizen de heilige geschriften uit, ze vergelijken tekst met tekst, en als conclusie van hun denkwerk geven ze zich gewonnen.
Maar helaas, er is ook een tegenpartij, in Thessalonica, en daar zijn ze zo fanatiek dat Paulus als een haas afreist om in Athene veilig te zijn voor hun agressie. Waar hij overigens zal schitteren in een geloofsgesprek met de ontwikkelde elite, waarbij hij een nog steeds overtuigende gedachtengang over het wezen van God inbrengt. Over de God Die wij niet kennen, maar toch ook weer wel!
Maar dat komt hierna.

Ja, opkomen voor de waarheid, in discussie gaan…
In onze Protestantse Kerk Nederland is het de laatste jaren opvallend rustig. De synode en het Dienstencentrum passen goed op de winkel. Ook in deze tijd. Het regent gemeenplaatsen vanuit Utrecht, en het is allemaal waar wat er wordt gezegd, maar ook erg voorspelbaar.
Een berichtje deed me rechtop zitten. Over de doop. Hoe moet dat nu? Wel, we gaan voortaan dopen met afstandsbediening, in dit geval is dat met een beker aan het uiteinde van een stok van anderhalve meter. Een volslagen idioot idee. Kijk, dit was me nog wel een discussie waard geweest. Een sacrament met hulpgereedschap…  Maar niet te lang graag, want ik wil dan tijd overhouden voor de denkbeelden die in sommige gemeenten circuleren over de betekenis van de coronapandemie, over de rol van God daarin. En, oud stokpaardje van mij, ook nog eens over de vrouw in het ambt. Nog steeds een verbod in een groot deel van ónze, ik herhaal: ónze kerk. De kerk waar wij bij horen.
Ik denk dat het onze kerk ontbreekt aan een forum waar elkaar bevragen op standpunten, en het gesprek over geloof en leven gaande houden.
Het kan ook zijn dat we, door ervaring wijzer, een beetje voorzichtig geworden.
Het kan inderdaad uit de hand lopen, voorbeelden genoeg, en zie ook deze kleine episode in Handelingen. Maar het kan ook heel goed gaan. Dat staat hier óók in.
En dat was toen, denk ik, omdat ze zagen dat de Geest in het gesprek werkte. Dat kan ook. Waarheid en liefde gaan dan samen.

Ale Pietersma

10Nog diezelfde nacht stuurden de ​leerlingen​ ​Paulus​ en Silas naar Berea. Toen ze daar waren aangekomen, gingen ze naar de ​synagoge. 11De ​Joden​ in Berea waren welwillender dan die in ​Tessalonica, want ze luisterden vol belangstelling naar de verkondiging van het ​evangelie​ en bestudeerden dagelijks de Schriften om te zien of het inderdaad waar was wat er werd gezegd. 12Velen van hen aanvaardden dan ook het geloof, evenals een groot aantal Griekse mannen en vooraanstaande vrouwen. 13Maar toen de ​Joden​ van ​Tessalonica​ vernamen dat ​Paulus​ ook in Berea Gods woord verkondigde, kwamen ze ook daar het volk opruien en in verwarring brengen. 14De ​leerlingen​ stuurden ​Paulus​ toen onmiddellijk weg, naar de kust, maar Silas en Timoteüs bleven in Berea. 15Paulus’ begeleiders brachten hem naar Athene en keerden daarna weer terug, met de opdracht om tegen Silas en Timoteüs te zeggen dat ze zich zo spoedig mogelijk bij hem moesten voegen.

Dinsdag 12 mei
Dag van de verpleging

Het Bijbelleesrooster is in het boek Handelingen beland. Het is hoogstwaarschijnlijk geschreven door Lucas, de evangelieschrijver en arts. Je zou kunnen zeggen dat in zijn evangelie het leven en werk van Jezus beschreven wordt en Handelingen het vervolg, de verspreiding van de christelijke boodschap, een praktische boodschap:

Vandaag is het precies tweehonderd jaar geleden dat de Britse Florence Nightingale werd geboren. Zij werd vernoemd naar haar geboortestad, Florence, Italië en is de grondlegger van de moderne verpleging.
Haar geboortedag – 12 mei – staat sinds 1965 bekend als ‘de dag van de verpleging’. Mij staat nog bij dat er die dag op de afdeling altijd iets lekkers was bij de koffie.
In mijn boekenkast staan nog enkele standaardboeken uit ‘vorige levens’, boeken die ik niet weg wil doen. Zo ook het boek van Aly van der Meij – de Leur (1928 – 2012) ‘Van olie en wijn’, tweede druk, 1974. Zij was een boeiend vertellende docente ‘geschiedenis verpleegkunde’ van wie ik eind jaren zeventig les kreeg aan de ‘School voor verpleegkundigen’ van het Academisch Ziekenhuis van de Vrije Universiteit (huidige VUmc).
De titel van haar boek verwijst naar Lucas 10, 34 ‘…een Samaritaan ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze.’ In haar boek wijdt zij een paragraaf aan Florence Nightingale.

Florence’ vader bezat in Europa vele landgoederen, die hij verpachtte. Zij reisde vaak met hem mee en zag al jong de nood en de ziekten in de eenvoudige pachtersgezinnen, zij kon het niet laten hen te helpen. Dit laatste was vreemd binnen haar hoge sociale klasse. De contacten van haar vader reikte tot aan het hof van koningin Victoria. Dit leven beviel haar echter niet, zij wilde zieken verplegen. De weerstand vanuit de familie was groot ‘…zoiets doet ons soort mensen niet!’
Desondanks ging zij in op de uitnodiging veertien dagen in de diaconessengemeenschap van Kaiserswerth (Noordrijn-Westfalen) door te brengen. Een jaar later – 1851 – verbleef zij er opnieuw, nu drie maanden lang, om het werk van de diaconessen te observeren. Ze werkte mee, woonde operaties bij en deed veel ervaring op in de verzorging van zieken. Haar vielen twee zaken op, ten eerste de grote toewijding van de diaconessen, ten tweede het grote gebrek aan kennis. Kaiserswerth ligt dichtbij Düsseldorf, daar staat nog altijd het ‘Florence Nightingale Hospital Kaiserwerther Diakonie’.
Een jaar later bezocht zij enkele ziekenhuizen in Parijs. Hier leerde zij verplegen en veel over ziekenhuisadministratie en -inrichting. Terug in Londen nam zij de leiding op zich van ‘The Institution for the Care of sick Gentlewomen in Distressed Circumstances’ en paste zij haar pasverworven kennis toe. Er viel veel te verbeteren.

Haar naam werd definitief gevestigd tijdens de Krimoorlog (1853 – 1856): tussen het keizerrijk Rusland enerzijds en een alliantie van het Ottomaanse Rijk, de Tweede Franse Keizerrijk, het Britse rijk en het Koninkrijk Sardinië anderzijds. Het basis-ziekenhuis van het Engelse leger lag in Scutari, tegenover Istanbul aan de Bosporus. Er was geen water, geen keuken, slechts enkele artsen, maar geen verzorgenden en een verouderd en vervuild sanitair. Toen een oorlogscorrespondent hierover schreef in ‘the Times’ schrok heel Engeland. Florence Nightingale greep haar kans. Zij vertrok met 38 verpleegsters (burgerlijke, rooms-katholieke en anglicaanse) naar Scutari. Het hospitaal verdiende eigenlijk die naam niet, het was een ‘oord der verschrikking’ (Van der Meij – de Leur, 167).
Artsen en officieren ervoeren hen als bemoeizuchtigen, en weigerden alle medewerking. Maar toen een groot aantal gewonden uit de Krim werd aangevoerd, werd de situatie onhoudbaar en schakelden zij de hulp in van Florence en haar team. Toen bewezen zij dat de verzorging van zieken en gewonden een menslievend en menswaardig beroep was. Haar invloed was groot, en menselijke waardigheid keerde voor de gewonde soldaten terug. Er wordt gezegd dat zij meer dan 2.000 keer aan een sterfbed zat met woorden van troost. Veel soldaten stierven aan besmettelijke ziektes in plaats van aan hun wonden, er schortte veel aan de hygiëne.
Elke nacht maakte zij rondes door de kampen, met een lamp in de hand kijkend hoe het met de gewonde soldaten was gesteld. Zo kreeg zij de bijnaam ‘Lady with the lamp’. Een van haar oud-patiënten schreef: ‘wij konden haar schaduw wel kussen, als die toevallig over ons viel!’ (Van der Meij – de Leur, 167).
Teruggekeerd in Engeland wachtte haar de taak de verpleging te reorganiseren. Zij zorgde voor opleidingen en stelde daar hoge eisen aan. Zo werden verpleegsters, verpleegkundigen: het was geen liefdeswerk, maar een dienstverlening die een beloning waard was. Geen erbij komende huishoudelijke plicht, maar een beroep, een eerlijke manier om de kost te verdienen.
Vandaag de dag, nu landen over de hele wereld worstelen om manieren te vinden de coronaviruspandemie te bestrijden, klinken haar ideeën over gezondheidszorg en goede hygiëne nog steeds door.
‘Verpleging is een roeping’, zei men voorheen, maar verpleging is ondertussen een verantwoordelijk en professioneel beroep geworden, mede dankzij de roeping van Florence Nightingale, want op 7 februari 1837 schreef zij als 16-jarige in haar dagboek: ‘God spoke to me and called me to His service’ (Van der Meij – de Leur, 165).
Tegen de tijd dat Florence Nightingale in 1910 stierf, op de leeftijd van 90 jaar, had er een revolutie in de gezondheidszorg plaatsgevonden.

Cor Baljeu

 

 

Maandag 11 mei- Psalm 68, 20 – 36
Dag aan dag

“God zij geprezen met ontzag, Hij draagt ons leven dag aan dag”.
Dit is ps 68 vs 20 berijmd (vs 7) U vast niet onbekend.

Martin Buber vertaalt dit vers 20 op zijn eigen indringende wijze: ‘dag aan dag laadt God zich voor ons op’ (dus als een accu) . Maw: ook God begint—net als wij—elke morgen maar weer opnieuw. Hij wil kennelijk niet anders.

Deze woorden staan midden in deze psalm. Als een soort waakvlam. Om niet te vergeten: God is al begonnen voordat ik zelf ben begonnen, dag in dag uit…

En als een mens (ik ook) kan denken: wat stelt dit kwetsbare mensengeloof nou voor in een grote wereld die al zo bitter lang om zijn eigen as lijkt te draaien? Dan ziet u dat psalm 68 ze ook bij de naam noemt: ‘allen die zich groot en sterk vinden’, ‘allen die zilver begeren’ enz., kortom al die vijanden van de vreugde.Tegenover dit opgeblazen grote houdt de psalm vol: ‘God is een vader van wezen’, ‘Hij geeft eenlingen een zetel’, ‘Hij doet gevangenen uitgaan’, ‘Hij geeft de gebogene een woning’.

Ik hoor het steeds vaker om mij heen:  de wereld moet eerst wat op zijn kop komen te staan, zoals in deze tijd, om weer echte verbondenheid te voelen , om opnieuw ware kwetsbaarheid te ervaren.
Om zo weer bij het gewone terug te kunnen komen, bij dat mini-geluk, waarin het gewone meer dan het gewone wordt, waarin het onnozel simpele iets (bv daar bij u op uw kamer of waar dan ook) zomaar Iets kan worden. Zo worden onze bizarre dagen weer gekoppeld aan dat ‘dag aan dag’. Wij worden onvermoed gedragen.   

Nog één keer de letterlijke vertaling van Oussoren: ‘Gezegend zij de Heer, dag aan dag draagt Hij onze lasten, de God van onze bevrijding’.
Om je accu mee op te laden.  

Siebren van der Zee

Zaterdag 9 mei

Schilderij van Jeltje Hogenkamp

In dit Bonhoefferjaar, in deze maand van herdenken op 4 mei en vieren op 5 mei  geef ik enkele uitspraken van Dietrich Bonhoeffer ter overweging.

Het schilderij van Jeltje Hogenkamp en de uitspraken van Dietrich Bonhoeffer heb ik gekopieerd uit: Op het spoor van bevrijding. vrijheid toen, vrijheid nu een uitgave van De Roos van Culemborg en de Protestantse Kerk in Nederland.

Een eerste uitspraak past helemaal in deze tijd van lockdown en stapsgewijze versoepeling, in deze meimaand waarin wij onze vrijheid, nu al 75 jaar in vrede mogen vieren.

“vrijheid is niet eerst gericht op het individu, maar op de naaste”

Nu  er nieuwe regels zijn aangekondigd die een eerste versoepeling van die lockdown mogelijk maken, wordt ons gevraagd om op een verantwoorde manier met die vrijheid om te gaan.
We blijven ons houden aan de algemene regels van de lockdown zoals zoveel mogelijk thuis blijven, in je elleboog hoesten en niezen, anderhalve meter afstand houden, veelvuldig handen wassen, mondkapjes gaan dragen enz. Dat doen we niet in eerste instantie voor onszelf, we doen het voor de ander, de naaste.

Een scherpe observatie van Bonhoeffer is ook geldig voor onze huidige tijd:

“het is gemakkelijker te gehoorzamen door een bevel op te volgen
dan in vrijheid na een zelfgekozen beslissing”

In onze open democratie, 75 jaar na de bevrijding, wordt er van overheidswege gevraagd om samen in vrijheid zelf te kiezen voor verantwoord gedrag. Dat is best wel spannend: lukt dat, zet iedereen zich in voor het goed functioneren van de samenleving in coronatijd? Doen we het inderdaad samen. Of komt misschien die andere uitspraak van Bonhoeffer om de hoek kijken?

“niet het kwaad, maar onze zwakte is wat de menselijke waardigheid ten diepste verminkt en naar beneden haalt”

Gertruud en ik, wij wandelen elke dag, vaak rond de Milligerplas of langs  het Zwarte Water of de IJssel. In deze coronatijd is dat soms spannend. Kunnen we ons houden aan de anderhalve meter tussen ons tegemoetkomende of passerende wandelaars, joggers, fietsers en skaters? En houden die anderen zich daar ook aan?
Langs de Milligerplas is een wandelpad aangelegd, van beton, zo’n anderhalve meter (!!) breed. Om van tegenliggers of passanten afstand te houden, stappen wij naast dat pad in het gras. En dat doen meer mensen. Daarmee is er aan beide kanten een olifantenpaadje ontstaan, een spoor van platgetreden gras en zand. Dat dergelijke dingen gebeuren is een teken van menselijke waardigheid.
Wat ons vaak ontroerd is dat kinderen en jongeren die waardigheid laten zien. Vanzelfsprekend stappen ook zij opzij, ook als hun ouders er niet bij zijn. Bonhoeffer krijgt dan gelijk: als mensen zich niet aan de anderhalve-meterregel houden dan is dat niet uit kwade bedoelingen – behalve misschien die demonstranten die tegen de coronaregels protesteerden – maar uit zwakte. En het is teken van kracht, van waardigheid en democratische gezindheid om dat zonder ophef vanzelfsprekend te doen.

Ad Geerling

Vrijdag 8 mei

Wat het is met gedichten, ik weet het niet. Ik lees ze niet vaak. Soms stuit ik onverhoeds op iets moois en ben ik er vol van. Dan vergeet ik dat ook weer en staan die dunne bundeltjes me verloren vanuit de boekenkast aan te staren. Bij iedere kast-herindeling sta ik weer te dubben: zet ik de gedichten van Enquist nu bij haar romans of zorg ik gelijk de boekhandel voor een speciale gedichtenkast. Wat dan weer pretentieus klinkt voor die enkele bundel.

Afijn, gedichten en ik zijn niet zo’n succesvolle combinatie. Gelukkig groeide ik op in een huis waarin gedichten werden gelezen. Ook had ik docenten Nederlands die mij liefde voor gedichten bijbrachten. Dat moet de reden dat mijn vorige bijdrage op dit forum ook al gebaseerd was op een gedicht. Ik denk dat ik deze reeks maar `Gedicht op Vrijdag’ ga noemen, of zo. Wat voor gedicht-vergeters als ik bijzonder helpend is, is dat het Liedboek, dat nog steeds het nieuwe wordt genoemd, een paar aansprekende gedichten bevat.

Zo struikelde ik laatst op zoek naar een geschikt lied voor een of andere digitale gelegenheid langs een gedicht van de wonderlijke dichter J.C. van Schagen. Een bloemlezing uit zijn werk staat ergens tussen de theologieboeken in onze gezamenlijke thuiswerkkamer. Waarom de bundel precies daar terecht is gekomen weet ik eigenlijk niet. Dankzij het liedboek vond ik het gedicht Wit, dat niet in de bundel staat. Of beter: hervond ik het.

Ik hoef de woorden maar te lezen of ik denk aan mijn vader. Hij koos er in zijn vieringen de laatste jaren vaak voor om dit gedicht te lezen in plaats van het gebed om ontferming. Hij zag er, vermoed ik, een gebed in. Een gebed dat past bij deze stille tijd.

Wit

Als ik van u moet spreken, doe ik alle mooie woorden weg
ik wil maar liever weinig zeggen
ik wil maar liever enkele kale woorden zeggen
wat arme kale stenen, dat is mijn verhaal
mooie woorden denken alleen maar aan zich zelf,
ze weten van dienen niet
de goede woorden zijn arm en naakt
als Franciscus
ze zijn trouw
enkele goede woorden, dat is genoeg
want er mag niets komen tussen u en mij
eigenlijk wil ik liever met u zwijgen.

-J.C van Schagen-

Marjanne Dijk

Donderdag 7 mei

Gebed bij 1 Petrus 2, 1 – 10

Gevonden in: De Eerste Dag, jaargang 43, lente 2020, blz. 14

In de eredienst zou de gemeente na de woorden Voed ons verlangen zingen Lied 925 ‘Wek mijn zachtheid weer’

https://www.youtube.com/watch?v=F0qJRl6XOQ8

 

Help ons los te laten wat slecht is, God,
ons bedriegen en ons liegen,
ons jaloers zijn en geroddel,
alles wat uw licht verduistert.
Voed ons verlangen
.

Laat ons stoppen met goed willen zijn,
met pleasen, met willen deugen,
aan verwachtingen willen voldoen
die niet de uwe zijn.
Voed ons verlangen.

Laat ons bouwen aan een wereld,
laat ons bouwen aan de hoop,
laat ons vertrouwen op uw woorden,
laat ons vertrouwen op uw hart.
Voed ons verlangen.

Laat ons niet struikelen over het goede,
laat ons niet struikelen over het kwaad,
laat ons onze bestemming vinden
als mensen van uw volk.
Voed ons verlangen.

Marloes Meijer, Wagenberg

Ds. Cor Baljeu

Woensdag 6 mei
Exodus 18:1-12 Jetro op bezoek bij Mozes

Tijdens mijn studie heb ik verschillende vakken gevolgd die te maken hebben met de receptiegeschiedenis van oude teksten. We bogen ons over een verhaal, meestal uit het Oude Testament, en keken op welke manier het terug kwam in andere religies, in beeldende kunst, literatuur en muziek. Het was mijn favoriete onderwerp, die receptiegeschiedenis. Want in die uitwerking van een eeuwenoud verhaal kun je heel veel terugzien van de makers en ‘gebruikers’ van het werk. Hoe de mensen over het verhaal dachten. Wat het met ze deed.

In het verhaal van vandaag krijgt Mozes bezoek van zijn schoonvader Jetro. De beide mannen bespreken hoe God het volk heeft geholpen tegen de Egyptenaren en Jetro is daar blij mee. Ze brengen een brandoffer en een vredeoffer. De volgende dag geeft Jetro advies aan Mozes over bestuur en rechtspraak. Maar dat is het verhaal van morgen.

Op de foto’s staan twee schilderijen die het bezoek van Jetro uitbeelden. Het eerste is geschilderd door de Nederlandse Jan Gerritszn van Bronckhorst in het jaar 1659. Het hangt in de vroedschapskamer in het Paleis op de Dam. Het was de ruimte waar de adviseurs van de burgemeesters vergaderden, daar paste een schilderij waarop advies wordt gegeven natuurlijk heel goed.

Centraal op het schilderij staat Mozes. Hij staat net iets rechterop dan de mannen om hem heen.  Het is duidelijk dat hij de belangrijkste persoon is. Jetro staat naast hem, gebogen. Kijkt een beetje tegen Mozes op. Misschien een parallel met de burgemeesters, die weliswaar luisteren naar wat hen wordt aangedragen, maar uiteindelijk zelf beslissen wat er met het advies gedaan wordt. Het is een schilderij van een eeuwenoud verhaal, maar met een link naar het Amsterdam van de 17e eeuw.

Het tweede schilderij ziet er anders uit. Veel soberder, geschilderd in aardse tinten. De Franse realist James Tissot schilderde het in 1890. Hij was aan het einde van zijn loopbaan begonnen met het illustreren van bijbelverhalen. Zo realistisch mogelijk. Zoals het toen gebeurd was. Hij ging er helemaal voor op reis naar het Midden Oosten. Het gezelschap is veel kleiner dan op het vorige schilderij, alleen een groepje mannen. Je kunt wel zien wie Mozes is, hij zit ook hier in het midden van het schilderij. Er wordt gepraat en geluisterd. Iedereen heeft aandacht voor wat er gezegd wordt.

In eerste instantie lijkt het verhaal van vandaag misschien niet zo bijzonder. Een schoonvader die op bezoek gaat bij zijn schoonzoon. Die hem raad gaat geven. Toch is er door beide schilders op verschillende manieren naar gekeken. En kijken wij er ook verschillend naar. Kort voordat ik met dit stukje begon, waren mijn schoonouders voor het eerst sinds weken weer in Zwolle. Samen koffie drinken in onze tuin. Toen ik daarna het verhaal las, werd ik er blij van. Twee mensen die elkaar lang niet hebben gezien. Die moeten bijpraten. Maar misschien leest u, lees jij het wel heel anders.

Receptie is niet alleen hoe kunstenaars bijbelverhalen schilderen. Het is ook hoe je zelf naar de verhalen kijkt. Hoe je je voelt bij het lezen. Waarom je iets op een bepaalde manier interpreteert. En hoe dat soms verandert in de loop van je leven. De verhalen zijn niet zo statisch als we misschien soms denken, of geleerd hebben. Ze ontwikkelen zich met de mensen mee. Dat maakt die eeuwenoude verhalen zo levend.

Liesbeth van Es

Dinsdag 5 mei
Vrijheid

Wij leven hier in Nederland in vrijheid, dat vinden we meestal heel gewoon. De meesten van ons weten niet beter.
We kennen een jongere die anderhalf jaar geleden vluchtte uit een land wat heel lang bezet is geweest door vijanden, en een die nog steeds in een oorlog verwikkeld is. In haar land moest ze van alles; omdat ze een meisje was, omdat ze de oudste was, omdat …… ; het voelde onvrij voor haar.
Ze woont nu in ons land, weliswaar zonder haar familie. Ze heeft gezegd dat ze gelukkiger is hier in het vrije Nederland.
Ze is aan het overleven geweest sinds haar vlucht. Binnenkort woont ze bij ons, om dan echt (hopen we) te gaan leven.
Vrijheid is kunnen doen waar je zin in hebt, te kiezen voor een bepaalde opleiding of beroep (naar eigen vermogen), geen religie of juist wel een religie te kiezen. Vrijheid is te kunnen zeggen wat je wilt, zolang je de ander niet kwetst, kunnen denken wat je wilt. In een vrij land is het, denk ik, makkelijker gelukkig worden of zijn. Ze spreekt soms op bepaalde momenten uit dat ze gelukkig is, en dat vind ik mooi.

Maandag 4 mei
Drager van het kruis – Simon van Cyrene.

In 2012 hadden we ook weer een kunstweek voor Pasen.
Deze keer hadden we als thema: Mensen rondom de Mensenzoon!
Ik koos voor Simon van Cyrene die het kruis opgelegd kreeg en het voor Jezus meesleepte naar de Schedelplaats.

Ieder van ons heeft zijn eigen “last” te dragen en vandaag de dag denken we vooral aan al die mensen die de last van de Coronaziekte met zich meedragen en we hopen en bidden dat ze Iemand bij zich hebben die die last wat overneemt.

In elk geval weten we dat er ontzettend veel mensen rondom hen bezig zijn met te proberen die last draaglijker te maken.

Zaterdag 2 mei
Handelingen 16:25-40
En zongen zij lofliederen voor God…

De eerste jaren van mijn lagere school zat ik op de ‘School met de Bijbel’. Iedere maandagmorgen moesten we een psalmversje uit het hoofd opzeggen. In de oude berijming; waarschijnlijk gleden de meeste teksten gladjes van ons af… Met minder dan een 10 op het rapport hoefde ik niet thuis te komen. Als we aan het eind van de dag een paar minuten over hadden, glimlachte de juf: ‘We hebben nog wel tijd voor een psalm. Welke zullen we zingen?’ Wijsvingers schoten als atleten uit de startblokken en iedereen riep om het hardst: ‘Psalm 42 juf! Juf, juf! Psalm 42!’ Ze wist dat ze het niet had hoeven vragen, want de uitkomst was altijd dezelfde: ’t Hijgend hert der jacht ontkomen.

Elke zondagavond was het thuis ook hetzelfde liedje, maar dan zonder een spoortje vrolijkheid: in mineur zette ik me aan het leren van weer een nieuwe psalm. Hoe jong ik ook was, ik vond dit uit het hoofd leren grote onzin. We hadden toch gewoon een psalmboekje waarin je de psalm kon opzoeken en lezen of zingen? Op een zondagavond zat ik weer eens mopperend aan de eettafel te zweten op de psalmversjes voor de volgende dag toen ik vol zelfmedelijden uitriep dat ‘het toch onzin was, dat uit het hoofd leren, want wanneer zou je daar ooit wat aan hebben? Nooit toch zeker!?’

Toen sprak mijn oma. ‘Kind,’ zei ze, terwijl ze niet opkeek van haar boek op schoot, ‘mocht je later eens gevangen zitten en alles wordt je afgepakt, dan heb je in ieder geval je psalmen bij je. Die kunnen ze je nooit afpakken.’ Ik vond het als zeven-, achtjarig kind een onvoorstelbaar en volslagen belachelijk idee: ík in de gevangenis, of oma… Maar ik durfde haar niet tegen te spreken of erger nog, uit te lachen. Voor mijn oma was het een troostrijke gedachte, al die psalmen in haar hart die ze kon zingen, wanneer ze dat wilde of wanneer ze dat in tijden van verdriet nodig had. De discussie over zin of onzin was met deze gedecideerde zinnen van mijn oma voorgoed gesloten.

Altijd als ik dit verhaal van Paulus en Silas in de gevangenis hoor of lees, dan ploppen bij de regel ‘en zongen zij lofliederen voor God…’ de woorden van mijn oma automatisch weer naar boven. Even voel ik me weer dat opstandige meisje, maar volwassen geworden probeer ik me voor te stellen of ik ooit de oude psalmen nodig zal hebben in barre tijden of vormen van (geestelijk) gevangenschap of dat ik zelf mijn psalmen zal maken, zingen of bidden. Mijn oma zou deze laatste gedachte hoogst oneerbiedig gevonden hebben en mij hiervoor stevig op de vingers getikt hebben. Gelukkig kan ik er nu om lachen en zou ik met plezier samen met haar psalm 42 gezongen hebben. Natuurlijk in de oude berijming en natuurlijk uit het hoofd.

Riet van der Wenden

Vrijdag 1 mei
Laaiende Handelingen ( 16 : 16–24 )

Dit stukje tekst doet benaming ‘Handelingen‘ alle eer aan! Er wordt nogal wat gehandeld, verhandeld, onderhandeld, mishandeld, daar in Macedonië. Men zit daar niet stil. Hoe dat zo?

Een jong meisje, slavin van enige heren, nou ja (…) Die zorgen er via haar zogezegd paranormale gaven voor, dat ze een aardig centje aan haar verdienen. Sturen haar de straat op, waar ze allerlei voorspellingen en ook waarheden uitspreekt. Wie het maar horen wil. En die mensen zijn er wel. Kassa!

Daarbij slaat ze de plank ook niet eens altijd mis. Hier zegt ze dat Paulus en Silas mensen van God zijn!  En een weg tot behoud kunnen wijzen. Zoiets als uitredding uit een ongelukkig leven? Zit wat in.

Niettemin, na enige tijd krijgt Paulus er genoeg van. Het gevolg kennen we: op zijn woord valt ze in feite stil. Weg verdienste voor die zeg maar: pooiers. Veel anders waren ze niet.

Ook zeer voorspelbaar: wanneer de verdiensten in de knel komen: Paulus en Silas, Joden, ja , worden Romeins ‘gerechtelijk’ afgetuigd en met blok aan been vastgezet.

Want als het geld is in de man, soms vrouw, onderneming … 

Niets nieuws onder de zon dan! Nu dus met machten van lucht, land en zee … Oké, beetje ten koste van mens(!) misbruikte dieren en natuur. Maar ‘t gaf bakken met geld! Kon je alles mee. Toch! Nou dan? Totdat het stopt. En alles staat stil … Hopelijk, naast alle ellende, komt er nu Ruimte voor Bezinning? Zou mooi zijn.

Joke van der Zee

Meer nieuws

Foto’s Vrijwilligersavond

Op donderdagavond 25 april a.s. was de gezellige vrijwilligersavond van de Open Kring.
We begonnen de avond met een kopje koffie of thee, waarna in groepjes onze kennis over uiteenlopende onderwerpen getest werd. In dit artikel een foto-impressie

Maria viering op 8 mei, bij de Maria Kapel in ‘s-Heerenbroek

Om 19 uur bent U welkom bij de viering bij de kapel, bij Diny en Henk van Dam, Veecaterweg 2.
Muziek en woorden, de voorgangers zijn ds. Nelleke Beimers en pastor Hans Schoorlemmer.
Enkele leden van het Open Kring koor ondersteunen de samenzang.
Koffie en thee na afloop van deze (korte) Open Lucht dienst.
Van Harte Welkom!

Werkbezoek landelijke kerk aan de Classis Overijssel-Flevoland

Donderdag 11 april was het werkbezoek van de landelijke kerk aan de classis Overijssel-Flevoland, o.a. aan de Open Kring. Een verslag van Klaas van der Kamp kunt u lezen via dit nieuwsbericht.